Man o man, de rust is teruggekeerd. Opnieuw kostte het deze niet-carnavalist moeite om de vasteloavendspoëzie en het vierkwartsmaatgebonk te ontlopen, overal was het, op radio, op straat of bij de AH. En boodschappen doen in gezelschap van Beppie of Spik en Span lukt me niet, het leidt me af, kon ik er maar omheen luisteren. Die geluidsterreur duurde voor mijn gevoel weken, nee máánden.
Zou er ooit een serieus wetenschappelijk onderzoek geweest zijn over de vraag in hoeverre men dat überhaupt op prijs stelt? Misschien ligt het probleem wel bij mij en moet ik in therapie voor mijn kabaalfobie of beroepsdeformatie.
Niets tegen die toonsoort, maar slechts majeur is zoiets als een hele dag naar Weense walsen luisteren of te moeten werken bij Monsieur Cannibale in de Efteling.
Wat maakt mineur dan anders? Mineur is niet per definitie droevig, maar kruipt wel wat meer onder de huid en komt dichter bij je gevoel, wekt de melancholie in ons. Mineur roept ‘meer vragen op’ terwijl majeur zo bevestigend overkomt. Niet zelden is die ene mineurvariant in een Variatiemodel de interessantste en mooiste, tussen acht variaties in majeur.
Vaak staat folkloristische muziek in mineur, carnavalsmuziek niet, maar ik bedoel meer de waarom-heb-je-me-verlaten liedjes, of klezmer, tango, fado en flamenco. Trouwens stoere popmuziek als metal ook, viel me op. In menig opera ‘zingt men zich’ in mineur de dood in, prachtig. De tranen worden bij mineur over het algemeen eerder in stelling gebracht dan bij majeur. Tranen… wir setzen uns mit Tränen nieder… ah de Passie, snel opzetten, want bij de Appie hoor je die niet.