De klassieke muziekpraktijk is een etalage van tradities en patronen. Blijkbaar geeft dat zekerheid, want het format verandert haast nooit.
Dat geldt voor de concertkleding (column 8) en voor de podiumtaferelen na het concert (column 9), maar ook het visuele aspect is een ondergeschoven kindje.
Ik ben het met iedereen eens dat het bij een klassiek concert in eerste instantie om de muziek gaat. Je wilt de noten inhaleren en kunnen genieten van solist, ensemble, orkest, koor en dirigent. Een concertbezoek wordt magisch als musici in staat zijn ons te laten doordringen tot de diepere betekenis van een partituur.
Maar van mij mag de presentatie wat aangenamer, ik denk dan aan een decoratieve bloemenvaas, een mooi beeld of een afzetpaal met koord, gewoon wat meer oog voor de artistieke inrichting en omgeving (podium).
En wat is er tegen kleurgebruik of een projectie op de achtergrond van een partituur, een componistenportret of passend schilderij? Om niet weer de hele avond overgeleverd te zijn aan de kale klankkamer en een zwarte vleugel… om over de in het zwart gehulde musicus maar te zwijgen.
Ik vind het ronduit jammer dat de mooiste muziek in een geesteloos decor moet klinken, terwijl klank en beeld elkaar perfect kunnen aanvullen. Hoe aantrekkelijk ‘oor en oog’ kunnen samengaan zag ik onlangs in de concertzaal van het Gulbenkian Museum in Lissabon. Want dankzij een glazen achterwand kun je naar de bomen en de vogels aan de achterkant van het gebouw kijken; kunst en natuur zijn daar een.
En voor wie een beetje aankleding te veel afleidt van de muziek: doe je ogen dicht.