Voor wie hier eerder op zoek ging naar het vervolg op de eerste column over humor, u hebt er een jaar op moeten wachten. En om met de deur in huis te vallen, in dit stukje in de humor ook ver te zoeken, er viel in de afgelopen periode zo weinig te lachen dat ‘laat me niet lachen’ makkelijker werd dan ooit.
Wat was het lang stil in de muziekwereld, in goed Duits noemen ze dat ‘da schweigen alle Flöten’ en in een partituur heet een grote pauze tacet. Die stilzwijgendheid was voor alle betrokken musici en liefhebbers een ware kwelling, je merkt pas echt wat je mist als het er niet meer is en je het moet hebben van herinneringen.
Muzieknoten op papier klinken niet, die komen pas tot leven in de akoestiek van een theater of kerk, zoals wijn in een fles ook nergens naar smaakt maar pas ontwaakt zodra die de keel inglijdt. Genieten is toch echt een livebeleving, al was er een heldere geest in ons land die dacht dé kant-en-klare oplossing voor het gemis te hebben uitgevonden met de stelling ‘dan zet je thuis toch een dvd-tje op’. Verrek, ben ik toch bij humor uitgekomen, dronk hij thuis een druivensap 0.0?
Allicht zijn we blij dat we weer in de lucht zijn, muzikanten hopen opnieuw te kunnen doen waar ze in uitblinken, namelijk het publiek in de watten leggen met al die vocale en instrumentale beauty’s van toen en nu, van Josquin tot Pärt, Stamitz tot Ligeti en van Monteverdi tot van der AA.
Schreef ik ooit dat rust en stilte in de moderne samenleving utopisch zijn geworden, blijkt een teveel ervan net zo catastrofaal, ook een overdosis tacet doet pijn in de oren en in het hart. Nu het ernaar uitziet dat het concertleven weer op stoom komt, schiet me de klassieke uitspraak van Mstislav Rostropovich weer te binnen: Muziek begint met stilte.