Column
Foto: Jetty Sporken
25 januari 2018
Steeds weer hetzelfde liedje
Een paar weken geleden was het weer zover, een inzending voor het Limburgs Vastelaovesleedjes Konkoer had veel weg van een eerdere inzending. Eerlijk gezegd vond ik dat geen nieuws, ik vind dat namelijk al jaren.
Maar voordat men verontwaardigd gaat twitteren om mij te verwijten geen verstand van dat soort muziek te hebben, stel ik iedereen gerust met de constatering dat dit inderdaad het geval is én dat analogie in de klassieke muziek (waar ik toevallig wat meer van weet) ook al eeuwenlang een issue is.
De gelijkenis tussen opera’s, balletten, solostukken, missen en symfonieën is soms verbluffend groot. Zo beweerde ooit iemand dat Telemann duizend keer hetzelfde had gecomponeerd maar steeds met een andere titel. Rossini en Gerhswin gebruikten ook herkenbare stijlelementen en ik vraag me af of bij het Nieuwjaarsconcert vanuit Wenen niet elk jaar dezelfde walsen en polka’s gespeeld worden. Wanneer je 104 symfonieën schrijft (Haydn) of 200 kerkelijke cantates (Bach), kun je onmogelijk steeds opnieuw het wiel uitvinden.
Componisten moesten ook leren omgaan met de beperkingen van de tijd, opgelegd door de autoriteiten of het publiek (!). Men heeft er geen idee van hoe vaak juist een nieuwe opvatting eerst tot op het bot werd afgekraakt voordat zij op respect en aanvaarding mocht rekenen. Dus kon je maar beter jezelf of anderen citeren.
In wezen beschikken we maar over twaalf tonen, denk aan een octaaf op een piano met zeven witte en vijf zwarte toetsen, voordat –hoger of lager- dezelfde reeks weer begint. Afgezien van alle mogelijkheden die toonhoogtes, klankkleuren, orkestsamenstellingen en elektronica ons bieden, wordt de basis uiteindelijk gevormd door twaalf tonen. Het is met andere woorden eigenlijk verbazingwekkend dat we nog steeds iets nieuws weten te creëren.