Skip to main content

Column Categorie: 2018

Kerstmuziek

Laat mij nu eens de eerste zijn die het over kerstmuziek gaat hebben. Zo gek is dat exact vijf weken voor dat eindejaarsfeest niet eens, als je bedenkt dat we zestien (!) weken voor carnaval al met die muziek geterroriseerd worden. Ging ik laatst op een zondagochtend naar Maastricht om een kaarsje aan te steken in de Sterre der Zee, was er bijna al geen parkeerplaats meer te vinden, om 11 uur. Bij het openen van het portier werd het me duidelijk: de 11e van de 11e. We hadden duidelijk voor de verkeerde dag gekozen, er was in de binnenstad geen ontkomen aan.
Dat rechtvaardigt voor mijn gevoel dit stukje over kerstmuziek. Want zodra Sinterklaas zijn hielen heeft gelicht, krijgen we een nieuwe lading muziekterreur over ons heen, de kerstliedjes met rinkelende belletjes, over kastanjes, rendieren en sneeuwvlokjes, en kruipen Chris Rea, Bing Crosby, Slade en John Lennon weer uit de hoezen; ook geen ontkomen aan.

Het is echt niet zo dat ik een hekel heb aan die achtergrondmuziekjes, maar voel toch een lichte drang een pleidooi te houden voor die andere kerstklanken, klassieke muziek die de vredige sfeer in het huis ook kan bevorderen. En aangezien het bij kerstmis over andere zaken gaat zoals de feestdis en het familiegebeuren, mag die muziek wat mij betreft ook een beetje naar de achtergrond (maar dat blijft wel onder ons). In ieder geval kun je er goed bij eten en kaarten.
Zoals: – Concerto grosso van Corelli – Weihnachtsoratorium van Bach – Cantata Pastorale van Scarlatti – ‘Kerst’ Symfonie nr. 26 van Haydn – Weihnachtsbaum (12 pianostukjes) van Liszt – Tsjechische Kerst-Mis van Ryba – Christmas Carols door de koren van Cambridge of Oxford of Weihnachtslieder door de jongens uit Leipzig.

Misschien een alternatief voor het geval u genoeg hebt van Rudolph, Winter Wonderland, Blue Christmas en (mijn persoonlijk dieptepunt) Feliz Navidad. Ik wens het u wel.


De klassieke clichés

Het overkomt me best vaak dat ik tijdens gesprekken te horen krijg dat opera’s van Wagner en Verdi te lang duren, Schönberg valse muziek componeerde en Mahler te hoog gegrepen is. Zo weet ik er nog wel een paar: Bach = kerkmuziek, Ravel = Bolero, Tsjaikovski = Ouverture 1812 en Mozart = een jolig ventje, want: aine klaine nachtmoeziek.
Dat terwijl Wagner en Verdi ons, weliswaar op theatrale wijze, laten nadenken over het leven en de valse tonen van Schönberg dissonanten heten; alleen honden en tanden zijn vals en er zijn mensen die vals zingen. De vaak hoog van de toren blazende Mahler schuwde een beetje kitsch bepaald niet, onder andere met koebellen en zeer volkse teksten, en de gelovige Bach (Soli Deo Gloria) schreef vooral veel profane muziek.
Nog los van het feit dat Ravel de Bolero met afstand zijn slechtste compositie vond en Tsjaikovski hoopte dat de luidruchtige 1812, inclusief kanonschoten, na die eerste keer nooit meer uitgevoerd zou worden.

Nu ik. Winters hier zijn koud, Nederland is tolerant, we kunnen niet zonder Boer zoekt vrouw, in de Randstad is het te doen en Heerlen beschouwt men als een mijnstad ergens down under.
Dat terwijl winters alleen nog maar in dromen voorkomen, het met de verdraagzaamheid in Nederland slecht gesteld is, elke boer inmiddels toch een partner gevonden zou moeten hebben, men in de Randstad toeristen is gaan haten (tolerantie, weet u nog) en Heerlen gewoon een stad is als veel andere steden, fijn om in te leven.

Bullshit dus die vooroordelen, terug naar de klassieke muziek. Probeer eens een complete symfonie van Mahler (en niet alleen het Adagietto uit zijn vijfde), of het pianoconcert in G van Ravel, bezoek minstens één keer in uw leven de opera Pique Dame van Tsjaikovski en u bent voorgoed verkocht. De vioolconcerten van Bach zijn mathematisch gevoelig en mooi, en wie niet inziet of hoort dat de laatste jaren van Mozart getekend werden door veel drama, moet snel op zoek naar hulp. O ja, er zijn zelfs toegankelijke Wagners en Verdi’s.

Ik wil het u graag laten ervaren, u kunt terecht bij Luistervinken en bij mijn concertinleidingen.

Muziek is (meer dan) een feestje

Bij muzieklezingen in de omgeving gaat het vaak over de verschillen tussen de diverse muziekgenres. Klassieke muziek komt er helaas vaak bekaaid vanaf, want dat is voor mensen op leeftijd, de componisten zijn allemaal dood, het is altijd serieus en nooit leuk. Klassiek wordt niet echt als een feestje ervaren.

Dat is wat je noemt een uitdaging, want, oud noch krakkemikkig, moet ik dan mijn idiote liefde voor klassieke muziek gaan uitleggen en proberen de clichématigheid van het denkpatroon te doorbreken. Wat me overigens doet denken aan mijn eigen vooringenomenheid richting opera en ballet in mijn jonge jaren. Ik wist toen heel zeker dat die aanstellerij voor mij niet was weggelegd, ook al had ik er nog nooit eentje bijgewoond. Later overkwam me hetzelfde toen het over popmuziek ging, maar gelukkig weet ik inmiddels beter.

Gaandeweg heeft de transitie in mij plaatsgehad, maar daar was wel wat voor nodig, lezen en ondergaan vooral. Onder het motto ‘je leert de smaak pas kennen als je geproefd hebt’ heb ik diverse recepten (voorstellingen) uitgeprobeerd en bleek er achter al die muziek een complete wereld van emoties, culturen en processen schuil te gaan. En dan ook nog eens afkomstig van normale mensen, zelfs als ze al dood waren en Mozart, Schubert, Jim Morrison of Kurt Cobain heetten, allemaal klassiek, niet leuk, wel goed.

Je mist veel als je muziek slechts ziet als vermaak en gezelligheid. Net zoals in een spannend boek of aangrijpende film gaat het ook over dingen die je in een doorsnee achtuurjournaal aantreft, zaken als bedrog, milieu, innerlijke verscheurdheid, liefde en #MeToo. En dus is muziek een afspiegeling van het leven, wel een mooie.

Wiebes, daar is geen vraag naar

Zondag 26 augustus, ik ging er weer eens uitgebreid voor zitten. Het programma Zomergasten staat bij ons al jaren hoog genoteerd, je zou er bijna niet voor op vakantie gaan.
De meeste gasten hebben iets te vertellen of tonen bijzondere fragmenten, het is doorgaans interessant, zelfs wanneer het een gast betreft uit de categorie ‘ver van mijn bed’. Komt nog bij dat je een avond lang niet om het kwartier herinnerd wordt aan een nieuwe bril of auto.

Eric Wiebes toonde zijn nieuwe, niet onaardige look, maar bleef herkenbaar aan die snerpende stem waarmee je zelfs geen tweede ronde van The Voice of Holland haalt. En dat is maar goed ook.

Als niet VVD-ers gunden we hem het voordeel van de twijfel, tot het moment dat het over kunst ging. Ergens moeten ze deze man toch hebben opgegraven, want dat er in 2018 nog een levende ziel rondloopt die kunst als elitaire hobby beschouwt had ik niet voor mogelijk gehouden. Hij voegde er nog aan toe dat hij laatst voor het eerst in het Concertgebouw was geweest, nota bene bij de uitvaartplechtigheid van Eberhard van der Laan.
Om daarna kunst af te doen als ‘er is geen vraag naar’ en het ‘heeft geen nut’ was ronduit gênant voor een minister uit het land van Jaap van Zweden, Janine Jansen, Eva-Maria Westbroek, Ton Koopman en Reinbert de Leeuw, om er maar eens een paar te noemen. Even voor Wiebes: dit zijn mensen die best leuk muziek maken (in hun vrije tijd), want werken doen ze niet.

Kunst hoeft dus niet volgens Wiebes. Hij heeft thuis vast een HEMA-klokje of IKEA-poster aan de muur, zit op fruitkisten, eet elke dag aardappelen en drinkt daar een goed glas Moselblümchen bij, draait André Rieu (want: klassiek), leest Jip en Janneke (echte VVD literatuur) en bidt voor het slapen gaan bij de plastic buste van Thorbecke.
Bij verrijking door kunst denk ik aan wat goed is voor geest en lichaam, Wiebes aan zijn portemonnee (want: nut). Geld besteden aan banken heet investeren, geld besteden aan kunst is weggooien.

Nadat ene Halbe Zijlstra de vaderlandse cultuur tot op het bot had uitgekleed, hoopte ik verlost te zijn van dit soort enggeestigheid, maar helaas. Sorry VPRO, we zijn afgehaakt.

Eindelijk weer cultuur

Sloot ik de vorige column af met ‘Hoogste tijd voor vakantie’, begint deze met ‘Eindelijk weer cultuur’. Na enkele maanden met mondiale sportevenementen (en weinig verheffende interviews met atleten) zie ik namelijk reikhalzend uit naar kunst en in het bijzonder muziek.
Komt nog bij dat het klimaat van slag was en de temperatuur ons bij tijd en wijle compleet verlamde, dus ook wat dat betreft mag het van mij stilaan weer wat herfstachtig worden, lange-broekenweer zeg maar.

Overal maakt men zich op voor een nieuw cultureel seizoen, voor mij betekent dat concerten, muziek- en cultuurreizen, lezingen, museumbezoek, boeken… heerlijk. Die cultuurbehoefte komt vanzelf als de maag lange tijd geen kunst te verstouwen heeft gehad, het voelt als regen na acht weken droogte.
De betekenis van kunst is belangwekkender dan menig cultuurhork zich überhaupt realiseert. Om te beginnen is kunst duurzaam en van alle tijden, het kijkt verder dan het achtuurjournaal. Kunst gaat over esthetiek, verinnerlijking, reflectie, verdieping en voldoening. Het zien, horen en ervaren maakt dat je je gelukkig voelt om even niet ongelukkig te zijn.
Kunstenaars weten ons dankzij hun creatieve vermogens met kleuren, beweging, woorden en noten te begeesteren.
De harde realiteit en dagelijkse heisa maken bij een opera of ballet even plaats voor die andere wereld, het gordijn vormt de grens tussen twee soorten van beleving; beam me up Scotty.
Bij een symfonie van Mahler liggen de tranen op de loer, Bach brengt ons (mij althans) weer bij mezelf. Bij kamermuziek geniet ik vooral van een ultiem menselijk samenspel. En een Requiem blijft mooi zolang ze het voor een ander zingen.

Maestro, music please!

Opera en Voetbal

Dat de laatste weken Koning Voetbal de wereld in de ban houdt kan niemand zijn ontgaan. Het circus ontwijken is bijna geen optie, tenzij je je toevlucht neemt tot de kies- en opzoekzenders met interessante films of documentaires.
Maar eerlijk gezegd trekt ook mij het mondiale voetbalgebeuren als een magneet naar het scherm, ik kijk er graag naar, zonder te pretenderen er verstand van te hebben. Bij elke wedstrijd heb je (bij gebrek aan Nederland) een favoriet, op welke grond dan ook. Voor mij had IJsland verder mogen komen, voor mijn jongste dochter Nigeria vanwege de leukste shirtjes.

Tussendoor echter riep het werk me naar drie opera’s, Un Ballo in Maschera van Verdi , Werther van Massenet en Carmen van Bizet. Stuk voor stuk mooie producties, heerlijke muziek en spectaculaire ensceneringen in respectievelijk Heerlen, Praag en Dresden.
Onwillekeurig riep het bijwonen van deze drama’s een vergelijking op met het voetbal in Rusland, al wilde ik dat per se niet; ik was juist blij er even van verlost te zijn. Maar het drama ging gewoon door, de overeenkomsten bleken evident:

  • boeiend schouwspel, grande spectacle
  • grasveld en bühne vormen de speelvelden
  • tenues en kostuums
  • bewegingen en choreografie
  • sterspelers en figuranten
  • verschillende bedrijven
  • mooie zang is gelijk aan mooi spel
  • triomf versus nederlaag
  • uitgeschakeld worden bij voetbal is als doodgaan in een opera
  • juichen is mooi, verdriet zowaar nog mooier
  • gebarentaal van coaches en dirigenten
  • de commentaren in de pauzes
  • puur vermaak
  • het duurt soms te lang

Hoogste tijd voor vakantie.

Het oog wil ook wat!

De klassieke muziekpraktijk is een etalage van tradities en patronen. Blijkbaar geeft dat zekerheid, want het format verandert haast nooit.
Dat geldt voor de concertkleding (column 8) en voor de podiumtaferelen na het concert (column 9), maar ook het visuele aspect is een ondergeschoven kindje.

Ik ben het met iedereen eens dat het bij een klassiek concert in eerste instantie om de muziek gaat. Je wilt de noten inhaleren en kunnen genieten van solist, ensemble, orkest, koor en dirigent. Een concertbezoek wordt magisch als musici in staat zijn ons te laten doordringen tot de diepere betekenis van een partituur.

Maar van mij mag de presentatie wat aangenamer, ik denk dan aan een decoratieve bloemenvaas, een mooi beeld of een afzetpaal met koord, gewoon wat meer oog voor de artistieke inrichting en omgeving (podium).
En wat is er tegen kleurgebruik of een projectie op de achtergrond van een partituur, een componistenportret of passend schilderij? Om niet weer de hele avond overgeleverd te zijn aan de kale klankkamer en een zwarte vleugel… om over de in het zwart gehulde musicus maar te zwijgen.

Ik vind het ronduit jammer dat de mooiste muziek in een geesteloos decor moet klinken, terwijl klank en beeld elkaar perfect kunnen aanvullen. Hoe aantrekkelijk ‘oor en oog’ kunnen samengaan zag ik onlangs in de concertzaal van het Gulbenkian Museum in Lissabon. Want dankzij een glazen achterwand kun je naar de bomen en de vogels aan de achterkant van het gebouw kijken; kunst en natuur zijn daar een.

En voor wie een beetje aankleding te veel afleidt van de muziek: doe je ogen dicht.

Het oog wil ook wat (2)

Na de muziek

De klassieke muziekpraktijk is een etalage van tradities en patronen. Na een artikel over een van die rituelen –de concertkleding- richt ik vandaag mijn pijlen op de taferelen na de voorstelling.

Na de muziek !

Een klassiek concert verloopt eigenlijk altijd volgens protocol, en protocollen zijn heilig en veilig. Zelfs op de Noordpool kent men het format, je weet wat er gaat gebeuren, alles lijkt voorgeprogrammeerd en ingestudeerd. Want wat zien we na afloop?

Deel 1 (met soloconcert)

  • dirigent en solist omhelzen elkaar, buigen, lopen weg
  • ze komen terug, orkest staat op en gaat zitten
  • dirigent en solist lopen weg, komen terug, klappen voor elkaar en orkest, buigen
  • solist speelt al dan niet een korte toegift
  • loopt een of meerdere keren weg, keert terug en verdwijnt

Deel 2 (vaak met symfonie)

  • dirigent int applaus, loopt weg, keert terug
  • laat de spelers met een bijzondere rol in het stuk opstaan voor een extra applaus
  • dirigent loopt maar weer eens weg, komt terug en laat het orkest opnieuw opstaan
  • dirigent krijgt een bloemetje en schenkt dat aan een vrouw uit het orkest, zij acteert blij verrast, zo van: nee toch, voor mij?
  • dirigent komt terug, legt een hand op zijn hart, buigt en gaat weer weg
  • uiteindelijk blijft hij weg… hèhè

Soms wijkt men af van het ceremonieel, zoals die dirigent die de bloemen op de partituur legde, of het Budapest Festival Orchestra dat, na zelf stoelen en pupiters verplaatst te hebben, van gedaante veranderde en het publiek een prachtig stukje Mozart toezong. Philippe Herreweghe’s toegift, waarin hij zelf meedeed aan een soort van rap van John Cage, overtrof alles. Daar heeft men het nu nog over.

Het oog wil ook wat

Concertkleding

De klassieke muziekpraktijk is een etalage van tradities, het vak staat stijf van rituelen. Dat roept bij mij de vraag op of we hier nu voor altijd aan vastplakken en we die oubollige gewoontes op het podium dus voor lief moeten nemen.
In de komende columns stel ik dit soort zaken aan de orde, vandaag:

Concertkleding !

Wanneer ik al eens kritiek uit op de concertkleding krijg ik ze vaak op mijn sodemieter. ‘Zo was het altijd’ of ‘zo hoort het nu eenmaal’ zijn doorgaans de sterkste argumenten. Ik ben juist blij dat veel van vroeger niet meer is, denkend aan korte voetbalbroekjes, hoepeljurken en badmutsen. Klassieke (orkest)musici echter worden geacht op te treden in pinguïnkostuum, broekpak en glimmende schoenen, en natuurlijk alles in het zwart; wat ontbreekt is de pruik, de concertbadmuts. De levendigheid is vaak ver te zoeken, sommige zien er echt beroerd uit in hun concertoverall.

Modedesigners en kleurenexperts staan te popelen om hier verandering en kleur in aan te brengen. Maar ze krijgen de kans niet, want belangrijk zijn de noten en niet de kleding, dus toch maar weer die saaie unisono outfit. Al staan kwaliteit en presentatie elkaar niet in de weg en weten we van de vele transities in de mode, trendy klassiek mag blijkbaar niet.
Ik vraag me ook wel eens af in hoeverre dit beeld een belemmering vormt voor de jeugd om fan te worden van klassieke muziek.

Dat het ook anders kan heb ik gezien bij concerten met (o.a.) Jordy Savall, Yannick Nézet-Séguin, Kathia Buniatishvilli, The Academy of Ancient Music en Patricia Kopatchinskaja.
Muziek om ook naar te kijken.

Bach Allmighty

Elk jaar opnieuw kijkt men in Nederland in de weken voor Pasen uit naar de Passies van Bach. Die collectieve jeuk kun je vergelijken met de ijskoorts in Friesland wanneer het twee dagen stevig heeft doorgevroren.
Nederland toont zich als een toonaangevend land wat de Bachtraditie aangaat, de Passies klinken overal, het is gelukkig niet langer een privilege van Naarden en Amsterdam. Veel mensen vinden de weg naar theater of kerk om zich over te leveren aan de Mattheus of Johannes Passie. Zelfs atheïsten vinden er hun jaarlijks shotje lijdensmuziek.
Mijn eerste Mattheus dit jaar was die door het Luthers Bach Ensemble in PLT Kerkrade (9 mrt.). Het ensemble kon rekenen op veel bijval, terecht, want behalve dat er prachtig gemusiceerd werd, was het een feest om naar hun geënsceneerde versie (in gewone kleding) te kijken.

Waar komt die Bachgekte toch vandaan, waarom spelen musici zo vaak Bach als encore, hoe komt het dat muziekliefhebbers, componisten en musici uit alle geledingen Bach boven alles en iedereen vinden uitsteken? Volgens mij hangt dat samen met een mate van natuurlijkheid:

  • kleurrijkheid
  • perfectie
  • schoonheid
  • levendigheid
  • diversiteit
  • cijfermatig en poëtisch
  • golfbeweging
  • strakke lijnen
  • gevoelig en emotioneel, maar zonder sentiment

Waar andere componisten zich wel eens graag verliezen in overdoses techniek, megalomanie, ornamenten, academisch denkniveau, overgevoeligheid of populisme blijft Bach trouw aan zichzelf en aan zijn bewonderaars. Zing of speel maar eens een stukje Bach en je weet wat ik bedoel.

  • 1
  • 2