Skip to main content

Column Categorie: 2018

Nederlandse Olympische Spelen op het concertpodium

De Olympische Spelen van Pyeongchang, toneel van euforie en menselijk leed. Een honderdste van een seconde of een verschil van twee centimeter ski bepalen of je snel of langzaam bent. Sporters zien vier jaar voorbereiding en lang gekoesterde wensen in vervulling gaan of juist in duigen vallen, heel mooi drama, net een opera.
Maar dan de NOS. Steeds diezelfde vragen en dito antwoorden. Leuk was daarom de reactie van Esmee Visser op de vraag ‘wat doe je’ toen ze zei ‘wel lekker geschaatst te hebben’ (gelijkwaardig aan: wat een vraag zeg). Kjeld Nuis viel enigszins uit de toon –wel hilarisch- met zijn opmerking dat hij die kutvragen maar over zich heen moest laten komen.

Nu dezelfde vragen aan concertmusici:

  • hoe goed was je?
  • wat gaat er door je heen, wat doet het met je?
  • hoe bereid je je voor?
  • wat was anders dan vier jaar geleden?
  • vorig jaar speelde je Paganini in 8.10, nu 8.12, hoe komt dat, gebrek aan conditie?
  • hoe komt het dat het vandaag niet liep?
  • waar dacht je aan?
  • waar kwamen die tranen vandaan?
  • besef je wel dat het Wilhelmus he-le-maal alleen voor jou wordt gespeeld?
  • zien we je terug?
  • hoe ziet jouw feestje eruit?
  • hoe lang denk je nog door te gaan op dit niveau?
  • je vindt dit gesprek niet prettig hé?

De antwoorden:

  • ja, ik speelde best lekker, ik kreeg een staande ovatie
  • ik ben zo blij dat ik die Schubert begrijp, die ellende, die emotie
  • ik sta vroeg op, speel acht uur per dag, poets mijn viool en leg de focus op Schubert
  • ik ben gegroeid, ben ook vier jaar ouder en weet nu waar ik mee bezig ben
  • het liep totaal niet, een paardenhaar op de stok lag dwars
  • tja, na deel 3 verzuring in de arm, de violist naast mij was gewoon beter
  • aan mijn overleden overgrootvader, hij blies in een joekskapel en zou nu heel trots op me zijn
  • uit mijn ogen
  • ja, alleen hoor ik het liever in F-gr. dan in G
  • weet ik nog niet, eerst een feestje en dan zien we wel weer
  • ik moet het eerst nog laten inzakken, daarna ga ik misschien wel uit eten
  • heel lang, ik speel nog als jij allang met pensioen bent
  • klopt , al die kutvragen

Steeds weer hetzelfde liedje

Een paar weken geleden was het weer zover, een inzending voor het Limburgs Vastelaovesleedjes Konkoer had veel weg van een eerdere inzending. Eerlijk gezegd vond ik dat geen nieuws, ik vind dat namelijk al jaren.
Maar voordat men verontwaardigd gaat twitteren om mij te verwijten geen verstand van dat soort muziek te hebben, stel ik iedereen gerust met de constatering dat dit inderdaad het geval is én dat analogie in de klassieke muziek (waar ik toevallig wat meer van weet) ook al eeuwenlang een issue is.

De gelijkenis tussen opera’s, balletten, solostukken, missen en symfonieën is soms verbluffend groot. Zo beweerde ooit iemand dat Telemann duizend keer hetzelfde had gecomponeerd maar steeds met een andere titel. Rossini en Gerhswin gebruikten ook herkenbare stijlelementen en ik vraag me af of bij het Nieuwjaarsconcert vanuit Wenen niet elk jaar dezelfde walsen en polka’s gespeeld worden. Wanneer je 104 symfonieën schrijft (Haydn) of 200 kerkelijke cantates (Bach), kun je onmogelijk steeds opnieuw het wiel uitvinden.
Componisten moesten ook leren omgaan met de beperkingen van de tijd, opgelegd door de autoriteiten of het publiek (!). Men heeft er geen idee van hoe vaak juist een nieuwe opvatting eerst tot op het bot werd afgekraakt voordat zij op respect en aanvaarding mocht rekenen. Dus kon je maar beter jezelf of anderen citeren.

In wezen beschikken we maar over twaalf tonen, denk aan een octaaf op een piano met zeven witte en vijf zwarte toetsen, voordat –hoger of lager- dezelfde reeks weer begint. Afgezien van alle mogelijkheden die toonhoogtes, klankkleuren, orkestsamenstellingen en elektronica ons bieden, wordt de basis uiteindelijk gevormd door twaalf tonen. Het is met andere woorden eigenlijk verbazingwekkend dat we nog steeds iets nieuws weten te creëren.

Schubert? Ja,graag

Hoe vaak lees je of heb ik het over de innerlijke kracht van klassieke (en andere) muziek? Stukken die als geroepen komen op momenten dat je ze nodig hebt. Als er iemand uit mijn kring komt te overlijden kies ik graag voor muziek waarvan ik inschat dat die mij met hem of haar verbindt. Rouwen met schoonheid. Andere werken zijn weer geschikt voor de meer blije momenten als vakantie of feestdagen. Muziek is alomvattend.

Nadat de minister-president ons de tweede lockdown had ingeloodst heb ik me met koptelefoon afgezonderd van de wereld en ben in zelftherapie gegaan, in het besef dat cultuur en horeca het opnieuw moeten ontgelden. Even was er de beheerste comeback, komt de volgende oplawaai. Een harde klap op een gong is niets vergeleken met de dreun die de pandemie uitdeelt. Mijn keuze viel op pianomuziek van Schubert, door András Schiff, Khatia Buniatishvili en Grigori Sokolov, nooit eerder had ik zo’n behoefte aan een portie troostmuziek. Schubert ligt dan voor de hand, hij maakt ons deelgenoot van zijn isolement, met als sterkste wapen kamermuziek. Schubert was groot in het kleine. Hij toen, wij nu, er is verwantschap met een overledene. Voor wie er gevoelig voor is hier een lijstje met wat aanbevelingen, misschien helpt het.

  • • Impromptu 1 in c-kl. D. 899
  • • Impromptu 3 in Ges-gr. D. 899
  • • An die Musik (Lied) D. 547
  • • Notturno in Es-gr. D. 897 (piano, viool, cello)
  • • Strijkkwartet 14 in d-kl. D. 810 Der Tod und das Mädchen (deel 2: Andante con moto)
  • • Rondo in A-gr. piano quatre mains D. 951
  • • Meeresstille (Lied) D. 216
  • • Sonate voor cello en piano in a-kl. D. 821 Arpeggione ,
    (deel 2: Adagio en deel 3: Allegretto)
  • • Strijkkwintet in C-gr. D. 956 (deel 2: Adagio)

Concertbezoek, goed voor u

Met het diploma Schoolmuziek (Docent Muziek nu) van het Conservatorium Maastricht zijn het voornamelijk volwassen muziekfreaks waarop ik mijn muzikale pijlen heb gericht. Eerst met een mooie baan op de Muziekschool van Heerlen, daarna als zelfstandig ondernemer.

Leidraad is klassieke muziek in alle verschijningsvormen, niet vreemd dus dat Leitmotiv de naam voor mijn bedrijf moest worden, al denk je bij dat woord vooral aan Wagner. En juist hem moet ik niet, zelfs als zijn muziek me van tijd tot tijd huizenhoog kippenvel bezorgt. Aardige bijkomstigheid is trouwens dat Leitmotiv een woord is in de categorie Kindergarten, Apartheid en Polder, internationale begrippen. 🙂

Naast educatie en ad hoc dirigeren of spelen vormt het bijwonen van concerten een van de belangrijkste onderdelen van mijn praktijk. Ik ben inmiddels de tel kwijt, maar een gemiddelde van een concert per week haal ik met gemak, dus tel maar uit waar je op uitkomt na vijfendertig jaar. Om die reden heeft het geen enkele zin om aan een opsomming of Top 100 van meest memorabele voorstellingen te beginnen, je zou er zomaar een aantal vergeten.
Het waren in ieder geval zeer uiteenlopende concerten, soms gratis (conservatoria, muziekscholen, open-air), een andere keer peperduur (operahuizen of met wereldsterren), van aanstormend tot gearriveerd talent.
Oké, het was niet altijd hoogdravend, nog sterker, het viel ook wel eens tegen. Ik weet nog dat ik me na een stuitend slecht concert geen raad wist tegenover de reisgroep. De opmerking ‘Toine, jij hebt niet slecht gespeeld’ van een van de deelnemers bracht redding.

Concerten bijwonen is magisch, je ziet het publiek na afloop blij, onder de indruk en geëmotioneerd de zaal uitkomen. Zo blijft geschiedenis (ook die van de controversiële Wagner) van de ondergang behoed.

  • 1
  • 2